Landgoed Staverden
Historie
De overgangen tussen beekdalen en hogere gronden waren in het verleden ideale vestigingsplaatsen. Op Staverden is de vroege aanwezigheid van de mens nog zichtbaar in vier grafheuvels aan de westrand van het beekdal en twee aan de oostrand. Ze zijn ongeveer 4000 jaar oud. Dat er aan beide oevers van de beek grafheuvels liggen kan er op wijzen dat hier, toen de heuvels opgeworpen werden, een doorwaadbare plaats in de beek lag.
In de loop der eeuwen zijn dal en omgeving continu aangepast aan de behoeften van de bewoners. De beek is opgeleid naar de randen van het beekdal voor het aandrijven van watermolens en waarschijnlijk ook voor het bevloeien van de graslanden in het beekdal. In het beekdal werd leem gewonnen om stenen van te bakken. Op de flanken van het beekdal werden de boerderijen gebouwd met daarbij akkers en grote percelen hakhout. Op de grens van het beekdal met de heide stonden naald- en loofbossen. Om het zure water van de heide uit de velden te houden en om wildvraat tegen te gaan werden wallen langs het beekdal aangelegd. De ontginning van het beekdal concentreerde zich aanvankelijk rond Leuvenum en Staverden.
In de 19de eeuw ontwikkelde Staverden zich in snel tempo, vooral na de aankoop van het landgoed door Jan Rudolf Kemper in 1835. Woeste gronden werden aan het bezit toegevoegd en ontgonnen, wegen werden aangelegd of verbeterd. Geleidelijk werden de gronden stroomopwaarts ontgonnen tot landbouwgebied. De heide en de veengebieden zijn lang onontgonnen gebleven. Toen de heide zijn functie voor de landbouw begon te verliezen is ze bebost of omgezet in landbouwgrond. Onder H.Th. s' Jacob, wiens vader, de Rotterdamse bu rgemeester ir. F.B. s' Jacob Staverden in 1905, na een periode van verwaarlozing, had gekocht, is in 1911 Het Veen ontgonnen tot landbouwgrond. Dit was de laatste grote ontginning op Staverden. Hier werd in 1914 de Frederik Bernhardhoeve gesticht en later de Stavohoeve: modelboerderijen voor de vernieuwing van de landbouw. Doel van vader en zoon s' Jacob was dan ook om Staverden als modern land- en bosbouwbedrijf te exploiteren, een voortzetting van hoe het landgoed al eeuwenlang had gefunctioneerd. Een landgoed was van oudsher een zelfvoorzienende economische (en sociale) eenheid, waar landbouw en bosbouw voor het grootste deel van de inkomsten zorgden. Staverden is in die zin een compleet landgoed: een kasteel met omliggend park, landbouwbedrijven, bos voor de houtproductie, een molen, een kapelletje en een begraafplaats. En in vroeger tijd leemkuilen en een steenoven.
Staverden of Staveren behoorde tot de oudste bezittingen van de Gelderse graven (sedert 1339 hertogen), die er waarschijnlijk al in de 12de eeuw een hof hadden. In 1299 verkreeg graaf Reinald I van de keizer toestemming Staverden tot een stad te maken, maar een stedelijke ontwikkeling heeft nooit plaatsgevonden. Staverden bleef een hof, die sinds 1400 door de Gelderse hertogen in leen werd uitgegeven onder de verplichting witte pauwen te houden en pauwenveren te leveren voor de helm van de hertog. De oude traditie van de witte pauwen werd door vader en zoon s' Jacob in ere hersteld. De pauwenveren worden nu jaarlijks aangeboden aan de commissaris van de koningin in Gelderland.
Het huidige landhuis Staverden is ongeveer een eeuw oud, maar wordt door zijn veel langere geschiedenis steevast 'kasteel' genoemd. Reinoud II van Gelre zou tussen 1326 en 1343 het stenen gebouw dat zijn vader liet bouwen, hebben verbouwd tot een kasteel. Van 1651 tot 1835 was Staverden eigendom van de Van Haersoltes. Zij herbouwden Staverden in de 17de eeuw. Het vierkante huis met twee hoekpaviljoens is bekend van 18de-eeuwse tekeningen. Nadat hij het huis in 1835 door koop had verworven, liet Jan Rudolf Kemper met gebruikmaking van delen van het 17de-eeuwse huis een nieuw landhuis bouwen, waarbij hij de hoekpaviljoens verlaagde. Ir. F.B. s' Jacob liet het landhuis na 1905 door architect L.A. van Essen en J. van Zeggeren uit Harderwijk vergroten tot het huidige 'kasteel'. In het ontwerp zijn Jugendstil-elementen te herkennen.
Tegelijkertijd werd teruggegrepen op de Hollandse 17de-eeuwse bouwkunst, onder meer door de toepassing van trapgevels. Bij deze verbouwing zijn de hoekpaviljoens tot torens verhoogd. Het landhuis heeft nog altijd de indeling uit 1907. Ook interieuronderdelen als schouwen, betimmeringen, trappenhuis, glas-in-lood en wand- en vloertegels zijn nog uit die tijd.
Aan het voorplein staat een groot dienstgebouw uit de 19de eeuw. Tijdens de verbouwing van het kasteel is dit koetshuis, waarin ook stallen en een koetsierswoning zijn ondergebracht, niet aangepast. Het koetshuis is op de funderingen van een 17de-eeuwse voorloper gebouwd. Het stalgedeelte is compleet bewaard gebleven met paardenboxen, ruiven, naambordjes, betegeling en klinkerbestrating. Ook de tuinmanswoning en oranjerie dateren vermoedelijk uit de 19de eeuw. Tussen deze twee bouwwerken staat de bakstenen tuinmuur ten zuiden waarvan zich de moestuin bevond. In de eerste helft van de 20ste eeuw zwaaide H.Th. s' Jacob de scepter op Staverden. In 1929 behoorde hij tot de oprichters van Het Geldersch Landschap en hij was tot zijn overlijden bestuurslid. Zijn erfgenamen maakten het in 1963 mogelijk Staverden aan te kopen.
Onder de Van Haersoltes kwam een grootschalig, formeel lanenstelsel tot stand, waar de huidige statige eiken- en beukenlanen van de Allee, de Staverdenseweg en het noordelijk deel van de Uddelermeerweg een restant van zijn. De architect Johann Georg Michaël bracht vóór 1792 in de directe omgeving van het huis veranderingen in landschapsstijl aan. Hij handhaafde veelal oude lanen, om daartussen slingerende paden aan te leggen.
Ook het eiland (ofwel 'Leonorapol') in de Staverdense Beek, met een gedenksteen voor gravin Eleonora, werd in deze periode aangelegd. Volgens de legende kwijnde Eleonora aan het begin van de 14de eeuw na een liefdesdrama op Staverden weg en stierf. Haar geest zou nog altijd rondwaren als de 'Zwarte Vrouw van Staverden'. Op de steen staat het opschrift 'Leonora 1353'. In 1907 werd een ontwerp in gemengde stijl van P.H. Wattez uitgevoerd.
Daarbij werd ten zuiden van het kasteel en de bijgebouwen een geometrische tuin aangelegd, opgebouwd uit rechthoeken. Elke rechthoek was ingevuld met geometrische patronen. In een van de rechthoeken werd een doolhof aangelegd, waarvoor een vroeg 18de-eeuws ontwerp van de Franse tuinarchitect A.J. Dezallier d'Argenville als voorbeeld diende. Aan de randen van het park heeft Wattez de landschapsstijl gehanteerd. In hoofdlijnen is de aanleg van Wattez nog steeds herkenbaar.
Met zijn grote aantal bouwwerken mag Staverden zich een 'kasteel-nederzetting' noemen. De samenhangende bebouwing en inrichting van het landgoed kreeg in de 19de en het begin van de 20ste eeuw op unieke wijze vorm. De meeste van de tot het landgoed horende bouwwerken, waaronder achttien boerderijen, dateren uit deze tijd. De witte bepleistering van veel van de boerderijen versterkt de relatie met het kasteel.
Enkele boerderijen hebben nog steeds een complete erfinrichting met schuren, bakhuisjes, putten, pompen en zelfs een kleine schaapskooi. Nadat Jan Rudolf Kemper het landgoed in 1835 had gekocht begon hij direct met de bouw van boerderijen. Als eerste verrees in 1836 Akkerzicht als dubbele boerderij. Boerderij Berkenhof volgde in 1850. Tezelfdertijd werden de boerderijen Dennehoeve en Klein Dennehoeve gebouwd, beide met een T-vormige plattegrond, wat een ongebruikelijke vorm is voor deze streek. In 1857 werd boerderij Kijk Over gebouwd, een hallenhuisboerderij met bijzondere details (brede, asymmetrische gevel met vlechtingen). Drie jaar eerder was de koetsierswoning annex boerderij Molenzicht gebouwd. Halverwege de 19de eeuw werd het zuidelijk deel van het landgoed ontgonnen. Daar werd in 1848 de voorname boerderij Meerhoeve gebouwd met een ongebruikelijk verhoogd middengedeelte van het woonhuis.
Het grote bakhuis, de gietijzeren hekposten en de oude erfbeplanting maken de Meerhoeve tot een bijzonder geheel. Van de markant gelegen boerderij Berkenhof van omstreeks 1850 is de oorspronkelijke erfbebouwing en beplanting nog vrijwel geheel intact. Boerderij De Leemkuil uit 1854 is veel traditioneler van opzet. Net als Kijk Over is het een gaaf voorbeeld van een 19de-eeuwse boerderij van het hallenhuistype.
Bij de zuidgrens van Staverden werd in 1859 het tolhuis Veldkamp gebouwd, nagenoeg identiek aan het bij het kasteel gelegen tolhuis. Tolheffing werd op Staverden pas in 1938 afgeschaft. Nadat in 1866 een heideterrein was aangekocht, werd omstreeks 1867 boerderij Kerkzicht gebouwd (en in 1882 na een brand herbouwd).
De naam verwijst naar het uitzicht op het houten kerkje dat Kemper een jaar eerder had laten bouwen en dat nog geen tien jaar later werd vervangen door het huidige bakstenen kerkje (geen eigendom).
De achthoekige, bakstenen duiventil aan de Garderenseweg dateert van 1877. Dergelijke duifhuizen hadden in de 19de eeuw vooral een decoratieve functie. In 1871 kocht Kemper de uit 1850 daterende boerderij De Berkenhof aan. Tijdens de periode van verval tussen 1878 en 1905 werden vier boerderijen afgebroken. Maar tegelijkertijd kreeg boerderij Den Hagen zijn huidige vorm die verwant is aan boerderij Kerkzicht. Na de komst van F.B. s' Jacob in 1905 werden op het landgoed opnieuw bouwactiviteiten ontplooid. De arbeiderswoningen (Allee 31-37) werden in 1909-1914 opgetrokken ter huisvesting van landarbeiders die vanaf 1911 aan de ontginning van het noordelijke deel van het landgoed werkten. De afgebrande boerderij De Haverkamp werd in 1913 herbouwd met een dubbel voorhuis in H-vorm. De deel was hier voor gezamenlijk gebruik.
De Frederik Bernhardhoeve, oorspronkelijk in carrévorm aangelegd, was geen pachtboerderij, maar een bedrijf van de familie s' Jacob zelf, waarvoor het benodigde personeel werd aangetrokken Op deze modelboerderij uit 1914 werden onder meer paarden gefokt. De stallen werden volgens de nieuwste inzichten gebouwd en voor de machinale voedselbereiding was een aparte motorkamer toegevoegd. Het jachthuis (Uddelermeerweg 26) werd in 1915 gebouwd op het perceel van 'Villa Gentiana', het woonhuis van F.B. s' Jacob voordat hij het kasteel betrok. De oude jachtkamer is nog geheel intact, inclusief een vijftal wandschilderingen. De hondenkennel stond oorspronkelijk bij het kasteel. In 1915 liet s' Jacob voor zijn zoon H.Th. s' Jacob het grote houten landhuis De Witte Pauwen in Noorse stijl bouwen. Het ontwerp is van de Bussumse architecten Van der Groot en Kruisweg. De nokkam heeft de vorm van twee pauwen waarvan de staarten elkaar in het midden van het dak raken. Pauwmotieven komen ook terug in de glas-in-loodramen. Tot de bijgebouwtjes in dezelfde stijl hoort het 'betaalhuisje', dat in gebruik was om de arbeiders uit te betalen.
De traditioneel vormgegeven Leonorahoeve uit 1917-1918 valt op omdat deze grotendeels in het lichte kalkzandsteen, destijds een nieuw materiaal, is opgetrokken. Het ontspanningszaaltje (Allee 11) diende in 1914 voor de opvang van Belgische vluchtelingen. Deze houten barak werd in 1921 overgebracht vanuit Harderwijk en voorzien van het podium, de rankenbeschilderingen en het behang met pauwen en bladmotieven. Boerderij De Molen vervangt vanaf 1925 de laatste korenwatermolen die tot 1923 aan de molenbeek stond. Sinds 1989 heeft De Molen een nieuw waterrad, waardoor hij weer functioneert zoals de vele bovenslagwatermolens die eeuwenlang langs de Leuvenumse- en Staverdense beek stonden. Dat moderniteit op het landgoed niet werd geschuwd blijkt uit de thans in erfpacht uitgegeven woning Het Blokhuis, die in 1930 in de stijl van de nieuwe zakelijkheid werd gebouwd door de bekende Rotter-damse architecten Brinkman en Van der Vlugt. De vrouw van H.Th. s' Jacob was een zuster van de directeur van de Van Nellefabriek (eveneens gebouwd door Brinkman en Van der Vlugt), wat dit bouwwerk op Staverden verklaart.